Het motief van de Goddelijke Gast. Bij volkeren, waar de vreem_deling niet zelf voor onderdak en voeding kan zorgen, wordt gast_vriiheid een van de grootste menselijke deugden. Een plicht, die niet onder de menselijke wetgeving valt, maar onder die van de godheid of godheden. Vanaf de oudste tijden tot de dag van heden hebben in de meest verscheiden landen en culturen de mensen de overtuiging gehad, dat de vreemdeling, de gast en daarmee ook de bedelaar, bizondere god_delijke bescherming genoot. Een zo bizondere bescherming, dat de voorstelling ontstond, dat de goden zelf in de gedaante van vreem_delingen of bedelaars de gastvrijheid en milddadigheid der mensen op de proef stelden. Wanneer ik hier dit motief van de _goddelijke gast_ even door verschillende landen en tijden volg, dan is dit zonder enige aanspraak op volledigheid. Dit volledig na te gaan, zou een dissertatie op zich zelf zijn, en een, die hier in Batavia in deze tijd, moeilijk te schrijven ware. Mijn doel is slechts een inleiding te geven op de Ba_lische Volksverhalen en de Balische Kidoeng, waarin de _goddelijke gast_ het hoofdmotief vormt, en door een vergelijking van de gees-tesgesteldheid, waarin de mens op verschillende tijden en plaatsen de goddelijke gast ontvangen heeft, inzicht te trachten te gewinnen in de cultuursfeer, waaruit onze verhalen stammen. Immers, wanneer tegen het vallen van de avond een vreemdeling aan een huis klopt en om onderdak verzoekt en de bewoner opent zijn deur en geeft hem voedsel en bed, dan is in feite dit hetzelfde, of het in het oude Griekenland, in de Middeleeuwen in Europa, in China of India gebeurt. Maar de gezindheid, waarin het in de ene cultuur geschiedde, is anders, dan in de andere. In Patterns of Culture heeft Ruth Benedict betoogd, hoe eenzelfde ethnologisch gebruik in culturen van verschillend `patroon', een verschillende functie kan